Onheil (2013)

Wanneer het ons mensen goed gaat, gezond, geen financiële problemen, relaties in orde en goede perspectieven, dan staan we daar niet vaak bij stil.
Het lijkt allemaal vanzelfsprekend of we hebben er een verklaring voor: Ik ben gezond omdat ik genoeg beweeg en verantwoord eet en drink, mijn financiën zij op orde want ik werk er hard voor, ik houd de verjaardagskalender goed bij en houd de toekomst goed in de gaten.
Een enkeling realiseert zich soms dat het niet allemaal zo vanzelfsprekend is en het kan zelfs zijn dat de een of ander even op het idee komt: Goddank dat het zo is, want het is met het leven als met een zeilboot.

De boot kan prima in orde zijn en het zeil ook, maar als het niet wil waaien blijft ie stil liggen.

Met onheil gaan we ook zo om; we zoeken naar een verklaring en daar doen we het mee.
Ben je ziek dan komt dat door een besmetting of verkeerd gegeten, verkeerd geleefd of zoiets.
Een verkeersongeluk: niet goed uitgekeken.
Een huis ingezakt: bouwfraude.
Is er een overstroming dan is de overheid dat schuld, want die heeft niet op tijd de dijken verhoogd.
Dan is er ook nog het onheil dat mensen elkaar aandoen.
Dat komt omdat er mensen zijn die niet deugen, maar wat heb je aan zo'n verklaring.

Of de bliksem is ingeslagen, maar waarom nu precies hier?
Zelfs heel erg God vergeten mensen stellen, bijvoorbeeld wanneer hun een ongeneeslijke ziekte overvalt, ze stellen dan ineens de vraag: Waar heb ik dit aan verdiend?

Waar is God, ik wil het nu toch wel eens even aan hem voorleggen.
Ik moet toegeven dat ikzelf ook wel eens zo gereageerd heb.
Toen een goede vriend ongeneeslijk ziek bleek.
Ik was boos op God.
Ook al weet ik dat Hij het niet schuld is, maar op wie moet ik anders boos zijn?
Wellicht heeft hij het mij vergeven, want zijn eigen Zoon heeft toch ook op een kwaad moment geroepen: "Mijn God, waarom hebt u mij verlaten".

In het evangelie van vandaag gaat het over mensen die aan Jezus de vraag stelden wat de mensen die onder een ingestorte toren terecht waren gekomen, of dat niet een straf was voor wat zij misschien ooit misdaan hadden.
Alsof God op die manier optreedt.
"Zo is het absoluut niet" houdt Jezus hun voor.
Die is heel anders.
Hij is degene die met de mensen meetrekt door de woestijn, die altijd bij hen is, zo zegt de eerste lezing.
Hij veroorzaakt het lijden niet en neemt het ook niet weg, maar blijft aan mensen heel nabij, in het lijden en zelfs tot in de dood.
En hoe Hij dan met mensen verder gaat weten we niet, maar Hij heeft toegezegd dat Hij met hen verder gaat.
Die overtuiging heeft menigeen God doen ervaren als een warme deken om je heen terwijl je rillend van ellende in je bed ligt.

Als het om onheil gaat dat mensen overkomt is God daar niet de oorzaak van, niet voor mensen die braaf en deugdzaam door het leven gaan en ook niet voor mensen die gewend zijn de beest uit te hangen.
In dat opzicht is Hij eindeloos geduldig.
Zoals die wijngaardenier in het evangelie.
Die blijft aan het spitten en bemesten.
Hier wordt het nog eens gezegd: "Je kunt het geloven of niet"
Hij blijft nieuwe kansen geven, Hij blijft ons nabij.