‘Gij zult de Heer uw God beminnen met geheel uw hart, geheel uw ziel, geheel uw verstand en geheel uw kracht.’
Zusters en broeders, we kennen dat gebod, en we hoorden in de eerste lezing dat Mozes het al formuleerde. Hij voegt er uitdrukkelijk aan toe: ‘Kom al de geboden na die ik u opleg’, en dat zijn er 248. Voeg daar nog 365 verboden bij, en je komt uit op een totaal van 613 geboden en verboden. Jezus daarentegen voegt er slechts één gebod aan toe, namelijk: ‘Gij zult uw naaste beminnen zoals uzelf.’
Twee geboden tegenover 613 geboden en verboden: dat lijkt een keuze waaraan je niet kunt twijfelen. God beminnen met geheel uw hart, geheel uw ziel, geheel uw verstand en geheel uw kracht lijkt wellicht moeilijk, maar God is niet zichtbaar aanwezig, dus kan Hij ook niet echt reageren als we niet braaf tussen de lijntjes kleuren. Maar we kunnen wel ons best doen om dat gebod te onderhouden. Misschien vinden we dat zelfs niet eens echt moeilijk, juist omdat God niet zichtbaar aanwezig is. Maar dan is er nog dat tweede gebod, en dat is een ander paar mouwen: ‘Gij zult uw naaste beminnen zoals uzelf.’
Dat we van onszelf houden is normaal. Abnormaal is als we dat niet doen, want dan kunnen we niets goeds doen omdat we onszelf niet vertrouwen. Van jezelf houden is dus belangrijk. Dat houdt in dat je aanvaardt dat je bent wie je bent. Dat je jezelf niet afbreekt, dat je niet ontevreden bent omdat je maar bent wie je bent, of omdat je dit en dat niet kunt, en anderen dat wel kunnen. Dat je dus aanvaardt dat je niet volmaakt bent. Maar dat is niemand, behalve God. Maar we moeten ook niet overdrijven met onze eigenliefde, onszelf dus niet boven alles en iedereen verheffen, want dan zijn we egoïsten en narcisten, en vinden we alleen onszelf de moeite waard.
Maar ook als we onszelf niet overschatten, blijven de woorden van Jezus dat je evenveel van je naasten als van jezelf moet houden in heel veel gevallen zeer moeilijk. Hoe moeten vrouwen in Afghanistan houden van de moslimmacho’s van de Taliban die meisjes en vrouwen zozeer onderdrukken dat ze eigenlijk niet meer kunnen leven. Hoe kan je houden van iemand die je gekwetst, verminkt, bestolen heeft, of die je huis in brand heeft gestoken. Hoe kunnen de miljoenen uitgehongerde mensen houden van de machthebbers die hen uitbuiten, onderdrukken, het land uit jagen, hun familie uitmoorden? Honderden zulke vragen kan je stellen, want de mens kan zijn medemens op honderden manieren lichamelijk en psychisch teisteren. Hoe kan je dan houden van iemand die dat doet?
Er is maar op die vraag één antwoord mogelijk, en dat is dat je niet van God kan houden als je niet van je naaste houdt. God laat de zon schijnen over alle volkeren. En Jezus zegt: ‘Oordeel niet opdat gij niet geoordeeld wordt.’ Als we het dus zover kunnen brengen dat we niet veroordelen, dat we niet afbreken, dat we geen geweld gebruiken tegen naasten die niet direct onze vrienden zijn, dan zijn we al goed bezig, want houden van is niet alleen bruisen van liefde, maar begint met respecteren, niet afbreken, aanvaarden.
Zusters en broeders, het liturgisch jaar loopt op zijn einde. Morgen is het Allerheiligen, en binnen een paar weken begint de advent. En wat is advent anders dan verlangen naar de komst van de Heer in ons midden, zodat we naar zijn woorden kunnen leven. Want dat is de kern van ons geloof: dat we leven naar Gods woorden. Geloof is immers geen theorie, maar een levenshouding die steunt op wat God ons voorhoudt, en wat Hij ons in Jezus heeft voorgeleefd. Een houding dus die steunt op houden van, op niet oordelen en niet veroordelen, op vergeven, op verdragen. Laten we ons daar altijd voor inspannen. Amen.