Zusters en broeders,
Zowel in de eerste lezing als in het evangelie gaat het over mensen in nood, maar hoe groot die nood ook is, ze kunnen op Gods hulp rekenen. ‘Jubel van vreugde, bazuin het uit en zeg: De Heer heeft redding gebracht aan zijn volk. Hij brengt het uit ballingschap terug naar zijn land.’ Zo jubelt Jeremia in de eerste lezing. En in het evangelie geneest Jezus de blinde bedelaar Bartimeus.
Maar in dat verhaal zijn er enkele heel merkwaardige dingen. Zo roept Bartimeus Jezus aan bij zijn naam. ‘Jezus, Zoon van David, heb medelijden met mij’, schreeuwt hij. Dat is inderdaad merkwaardig, want Jezus wordt altijd aangesproken als ‘Meester, Rabbi, Rabboeni, Heer’. Wie Hem ook bij zijn naam aanspreekt is de berouwvolle moordenaar op het kruis. Het zijn dus mensen die Hem niet echt kennen en die Hem ook niet volgen die Hem bij zijn naam aanspreken, net of ze heel vertrouwd zijn met Hem en heel sterk in Hem geloven. Even merkwaardig is het feit dat Jezus geen aandacht lijkt te hebben voor Bartimeus. Pas wanneer Hij merkt dat velen de man toesnauwen dat hij moet zwijgen, zegt Hij: ‘Roep hem eens hier.’ Hij roept hem dus niet zelf, het volk moet hem roepen. En het volk, dat de blinde zo-even nog toesnauwde dat hij moest zwijgen, spreekt hem nu moed in. En om het helemaal merkwaardig te maken, werpt Bartimeus zijn mantel af en loopt hij naar Jezus toe. Maar die mantel is wellicht zijn enige bezit, want hij is een blinde bedelaar, en toch kan hij er afstand van doen, iets wat de rijke jonge man een paar zondagen geleden niet kon. En dan zijn er de woorden van Jezus: ‘Wat wilt ge dat Ik voor u doe?’Dat zijn precies dezelfde woorden die we vorige week hoorden, toen Jacobus en Johannes van Hem eisten dat ze de belangrijkste plaatsen zouden krijgen in zijn rijk van glorie.
‘Wat wilt ge dat Ik voor u doe?’: dat is een van de opdrachten die ons via dit evangelie gegeven worden. Woorden die ons via Jezus alles over Gods zorgende liefde vertellen. God geeft dus geen bevelen, stelt geen eisen, maar vraagt wat Hij voor ons kan doen. En iets voor ons doen kan Hij alleen als wij naar Hem luisteren, want anders horen we niet eens wat Hij ons vraagt. En dat is hoe Hij ons kan helpen om zijn weg te gaan. Niet onze weg van ons eigen ik, onze bezitsdrang, ons eigen gelijk, maar de weg van liefde en vrede, zodat ook wij aan onze medemensen vragen: ‘Wat wilt gij dat ik voor u doe?’ Geen bevelen, geen eisen, maar zorgende hulp, luisterende oren, een warm hart, helpende handen. We zien daar een mooi voorbeeld van in het evangelie: de mensen die de blinde bedelaar hebben toegesnauwd dat hij moet zwijgen, spreken hem meteen moed toe wanneer Jezus hem bij zich roept. ‘Heb goede moed! Sta op, Hij roept u’, zeggen ze.
Zusters en broeders, het past allemaal heel mooi bij Missiezondag, want dat is het vandaag: Missiezondag. En wat is missie anders dan getuigen van ons geloof in een God van liefde en vrede voor alle mensen. Een geloof dat ons gelukkig maakt en dat we niet voor onszelf mogen houden. Een geloof dat ons doet zeggen: ‘Heb goede moed!’ tegen mensen in nood. Een geloof dat ons aanzet de wereldwijde uitbouw van een liefdevolle Kerk uit te bouwen. Dit jaar gaat onze aandacht daarbij naar de Kerk in India. Een kleine Kerk, die nog geen twee procent van de honderden miljoenen Indiërs bereikt, maar die toch haar uiterste best doet om Gods Blijde Boodschap van liefde en vrede in woord en daad te verkondigen en uit te dragen. Dat wordt haar steeds moeilijker gemaakt door de groeiende fanatieke, maniakale onverdraagzaamheid van de hindoemeerderheid, die niet aarzelt kerken in brand te steken, christenen het leven onmogelijk te maken, te vervolgen en zelfs te vermoorden. De Indische katholieke Kerk verdient dus al onze steun, niet alleen door ons gebed, maar ook door onze materiële bijdrage. Laten we dus heel mild zijn voor onze Indische broeders in nood. Amen.