Voedselbank (2011)

In de lezingen van vandaag komen twee profeten aan het woord: Jesaja en Johannes de Doper. De tekst uit het boek Jesaja komt uit de tijd van na de ballingschap; de profeet ziet het als zijn roeping ervoor te zorgen dat er een goede verstandhouding groeit tussen de teruggekeerde ballingen en de mensen die niet gedeporteerd waren. We kunnen ons voorstellen dat dit niet gemakkelijk is geweest. Maar de profeet zet alle zeilen bij. Hij voelt dat God hem de kracht geeft om zijn roeping te volbrengen. Jesaja stelt het belang van de armen aan beide zijden centraal. Er zij ook hier in Nieuwegein mensen die tegen alle populistische praat in eraan werken dat hier in Nieuwegein de relaties tussen autochtonen en migranten beter worden, en dat met name de armen onder hen niet in de verdrukking komen. Zulke mensen kunnen in Jesaja een inspiratiebron vinden. Jesaja wordt ook gelezen in de kerstnacht. Zijn teksten gaan misschien voor ons anders klinken als we ze bekijken door de ogen van hen die tegen het populisme in durven te gaan. Jesaja zegt: “God heeft mij gezalfd om aan armen de blijde boodschap te brengen. Hij heeft mij gezonden om te genezen allen wier hart gebroken is, om de gevangenen vrijlating te melden, aan wie opgesloten zijn, vrijheid. Vrijheid, dat is bijvoorbeeld dat wie in zijn vaderland gemarteld is en vervolgd, hier werkelijk welkom is en wordt gezien als een volwaardig lid van ons trotse Nederland.
Johannes de Doper is de profeet uit het evangelie. Hij staat voor bekering, voor een nieuwe start maken, voor eindelijk gaan leven volgens Gods geboden. Deze profeten horen echt bij de Advent; want wat maakt je ontvankelijker voor de boodschap en de vreugde van de kerst? Als je je leven af en toe kritisch tegen het licht durft te houden. Als je beseft dat er nog wel iets aan jezelf en aan de wereld te verbeteren valt, dan bidt je des te meer om Gods nabijheid en hulp, zodat er ook verbetering komt.
Voor Jesaja, die ook in het evangelie door Johannes wordt geciteerd, is solidariteit met de armen uitgangspunt. Voor hen moet toekomst zijn in Israël. Volgens onze premier, meneer Rutte, is er geen sprake van armoede in ons land. Er is alleen sprake van mensen met een laag inkomen. Voor echte armoede moet je in Afrika zijn, zo is de redenering. Dat is waar in zoverre hier geen mensen sterven langs de straatkant, zoals in Somalië bijvoorbeeld. Maar armoede is ook een relatief begrip. Als de bevolking gemiddeld een goede sociale zekerheid heeft, zoals bij ons, dan valt het extra op als iemand, of als een gezin een beroep moet doen op de Voedselbank in IJsselstein. In de kerken van Nieuwegein is lang gedacht dat een goede preventie door de Gemeente Nieuwegein voldoende zou moeten zijn en dat een Voedselbank hier niet nodig is. Samen met de Gemeente werd ook nog een apart noodfonds ingericht, waar hulpverleners een beroep op kunnen doen. Maar wat blijkt? Er zijn de afgelopen tijd gemiddeld zo’n 35 individuele personen, stellen en gezinnen die in Nieuwegein te weinig geld te besteden hebben voor voedsel en kleding. Voor een individuele persoon is dat € 175,- per maand wel te verstaan. Het zijn vaak mensen die drie jaar in de schuldsanering zitten en die zakgeld krijgen van een budgetbeheerder, die zelf van de uitkering de vaste lasten overmaakt. Omdat die budgetbeheerder in Nieuwegein van een commercieel bureau is, brengt hij ook nog eens kosten in rekening. Daarom zakken hier relatief meer mensen onder de grens.
Ik ben nu bezig in onze stad vrijwilligers te werven om op donderdagmiddag de dependance van de Voedselbank naast huize Zuilenstein te bemensen. Ik zoek ook iemand die het transport van de voedselpakketten van IJsselstein naar Nieuwegein wekelijks op donderdag wil verzorgen. Misschien iets voor u, misschien ook niet. Voor ons allemaal vind ik het belangrijk te beseffen hoe we kijken naar de armen van onze stad. Bekijken we hen, zoals vaak gebeurt, puur met een burgerlijke, economische bril? Zien we hen vooral als losers, of als mensen die niet goed opgepast hebben? Er speelt van alles mee: slecht budgetbeheer, verslavingen, echtscheidingen, hoge onverwachte kosten, moeten wachten op een uitkering, psychische zwakte, en allerlei ander factoren. Durven we de gebruikers van de Voedselbank ook te zien als medemensen, die tijdelijk een beroep doen op anderen? Willen we een keiharde maatschappij, die mensen afrekent op prestaties? Of willen we ook barmhartigheid? Blijven we gevangen in de liberale tijdgeest, en zeggen we: Voedselbanken moeten niet nodig zijn? Of herinneren we ons een van de klassieke werken van barmhartigheid, namelijk het voeden van de hongerigen? Dit wilde ik u meegeven, nu we met de profeten nadenken over ons leven, op weg naar de kerst.