Bruiloftsfeest (2011)

"Kom je naar mijn feest?". Wie wil dat niet horen?  Er zijn kinderen die nooit op een feestje van klasgenootjes worden gevraagd. En ook volwassenen die bijna nooit zo' n uitnodiging krijgen. Daar kunnen ze erg onder lijden. Het kan een gedrag versterken van: ik hoor er toch niet bij, ik ben toch niet de moeite waard. Als je dat maar vaak genoeg tegen jezelf zegt en als je je daar ook naar gedraagt, dan krijg je geen vrienden. Maar er kan ook een ommekeer komen. In het hoofd en het hart van het kind, en ook van een volwassene. Erbij horen, je gewaardeerd weten, een bijdrage leveren aan het geheel; ik denk dat we daar allemaal naar verlangen. Maar komt het er ook van? Aan deze dingen moest ik denken bij het lezen van het evangelie over het bruiloftsfeest. Je kunt als kind of als volwassene soms het gevoel hebben: het feest van het leven, het bestaat, maar niet voor mij. Het is een feest alleen voor genodigden. Je kunt erin proberen te berusten. Maar het blijft wringen.

Het nogal gewelddadige verhaal van Jezus over het bruiloftsfeest kunnen we beter begrijpen als we het in de tijd plaatsen. Het is door Matteüs gecomponeerd in de tijd na het jaar 70. Er gebeurde in dat jaar iets dramatisch: de tempel van Jeruzalem werd door de Romeinen in brand gestoken en afgebroken. Ze lieten alleen over wat je nu nog kunt bezoeken: een muur. Een muur die sindsdien niet voor niets de Klaagmuur heet. Voor de hogepriesters was die verwoesting een ramp. Er kwam een einde aan ongeveer 1000 jaar joodse tempelcultus, aan het ritueel slachten van dieren en het offeren aan God. De rol van de priesters was uitgespeeld. De Farizeeën en schriftgeleerden namen hun verkondigende taak over. We zouden ze nu rabbijnen noemen.

De Jonge Kerk had een andere kijk op de verwoesting van de tempel. De eerste christenen duidden die als een straf van God. De leden van de joodse elite hadden in hun ogen laten zien dat ze het bruiloftsmaal uit Jesaja niet waard waren. Die elite had in het verleden een aantal profeten laten ombrengen, en uiteindelijk was ook Jezus door hen uit de weg geruimd. Welnu: Jezus en die profeten, dat zijn de dienaars uit het verhaal die zijn omgebracht door de genodigden van de bruiloft. De baas van de dienaars, de koning, God, ontsteekt in toorn en laat de stad van de genodigden in brand steken. Die stad is dus Jeruzalem. En diezelfde koning nodigt vervolgens alle mensen langs de straten uit voor het feest. Want het feest moet doorgaan. Die mensen langs de straten, zo zagen de eerste christenen zichzelf. De bruiloftszaal liep vol gasten. Want de jonge kerk groeide als kool, juist onder arme mensen. Iedereen was welkom, wat hij of zij ook op zijn kerfstok had. Iedereen was welkom, als je maar bereid was om open te staan voor het evangelie. Als ze door je leefwijze voortaan maar liet zien dat je echt te gast wilde zijn op het bruiloftsfeest van God.

Daarmee leg ik meteen dat laatste gedeelte van het evangelie uit. Als je bent toegetreden tot de jonge kerk van de verrezen Christus, dan moet dat aan je doen en laten te zien zijn. Ander hoor je er niet bij en gooit de gastheer, de koning je alsnog buiten. Want velen zijn geroepen, maar lang niet iedereen komt tot een ommekeer. Lang niet iedereen laat zich echt raken door God. Lang niet iedereen laat de liefde van God echt tot zich toe en komt tot een positiever zelfbeeld. Maar de ervaring en de wetenschap dat je door God bemind wordt zoals je bent kan je ook in beweging zetten.

Terug naar nu, naar de mensen die het gevoel hebben: "Er is wel een feest, maar ik ben blijkbaar niet uitgenodigd". Misschien hebt u dat gevoel ook wel eens. Of kent u anderen die dat gevoel hebben. Wat moet er gebeuren opdat zij, opdat wij opnieuw het gevoel krijgen: ook ik ben uitgenodigd? Zo iemand moet een innerlijke weg gaan, een weg van het hoofd naar het hart. Niemand is te jong of te oud om die weg te gaan. Bij het hoofd horen alle redenen en oorzaken waarom jij er niet bij hoort. Dat je verlegen bent; dat je een zware last met je meedraagt; dat je negatief over jezelf denkt. Kan allemaal best waar zijn. Maar het hoort bij het hoofd. Dat mag nooit het laatste woord hebben. Je moet de weg naar het hart durven gaan. Dwars door je weerstanden heen. De belangrijkste weerstand is vaak de pijn. Pijn om wat je is aangedaan; pijn vanwege de eenzaamheid; pijn vanwege de onmacht om iets aan je situatie te veranderen. Er zijn genoeg mensen die zeggen: ik kan niet huilen. Soms kan het ook heel lang duren voordat je bij je verdriet durft te komen. Hulp van anderen is nogal eens nodig. Anderen die vertrouwen wekken. Anderen die bij voorbaat iets uitstralen van: het feest is ook voor jou, ook al ben je er nu nog niet op gekleed.

Wie de weg van hoofd naar hart durft te gaan zal weer bij het zuivere verlangen komen. Het verlangen dat niet meer belast wordt door angst of wanhoop of cynisme. De taal van het verlangen, dat is de taal van het hart. In de kerk zeggen we dat God het is die steeds weer het verlangen in ons wekt. Vandaag gebeurt dat in een verhaal. Hij het is die ons allemaal uitnodigt voor het bruiloftsmaal. Niemand wordt uitgesloten. De koning nodigt ons ook uit om in het brood al iets te proeven van dat maal. De communie is als het ware voedsel voor onderweg bij ons gaan van hoofd naar hart. Laten we dan zo dadelijk ons geloof belijden in God, die grote koning die ons allen steeds weer een uitnodiging stuurt.