Geef gij hun maar te eten (Mt. 14, 13-21)

De aanhef van het evangelie over de broodvermenigvuldiging kan ons in vakantiestemming brengen. Jezus voer in een boot naar een eenzame plaats om alleen te zijn. Dit kan in de vakantietijd een aanzet zijn om te wijzen op het belang van stilte en bezinning. De reden echter waarom Jezus zich terugtrok is de vijandigheid van Herodes, die de opdracht had gegeven om Johannes in de gevangenis te onthoofden.

Eenzaamheid heeft meerdere aspecten. Ze kan zalig zijn, ze kan pijnlijk zijn. Vele ouderen en hun familie die zich tijdens de lockdown (le confinement) moesten tevredenstellen met raamcontact kunnen erover meespreken. Eenzaamheid weegt zwaar, wanneer jij alleen staat met je zorgen en pijn.

In deze barre tijden is niets nog wat het lijkt. Vele mensen voelen zich gedesoriënteerd en onzeker. Wat brengt de toekomst? In Volharden in de broosheid legt Bert Roebben getuigenis af over de dubbelzinnigheid van deze crisis.

Op een eenzame plek

De menigte volgt Jezus naar een eenzame plaats, niet vanuit een verlangen naar eenzaamheid, maar om Jezus te horen, hopend op mirakels. Zie je al die mensen haastig lopen in groten getale naast de oever van het meer. Ze spoeden zich naar de overkant van het meer, waarheen Jezus met de boot vaart. Is het een massa die haar idool wil volgen van meeting tot meeting zoals bij Amerikaanse verkiezingen? Wordt het de drukte van een festivalweide?

De mensen zijn onderweg naar Jezus, omdat ze veel verwachtingen hebben in hem en van hem wonderen verlangen. Ze hopen wellicht ook op een woord dat deugd doet en moed geeft. Zo heeft Marcus het begrepen. Hij schrijft: dat “Jezus medelijden gevoelde met hen want zij waren als schapen zonder herder; en hij begon hen uitvoerig te onderrichten” (Mc. 6,34).

 

Een grote menigte

Jezus wordt als het ware opgeëist en opgegeten door een vragende menigte. Marcus belicht dit nog sterker dan Mattheus. Na hun eerste grote zending waarover zij bij Jezus verslag uitbrengen, zei Jezus tot zijn apostelen: “Komt nu eens zelf mee naar een eenzame plaats om alleen te zijn en rust daar wat uit. Want wegens de talrijke gaande en komende mensen hadden zij zelfs geen tijd om te eten” (Mc 6,31).

De mensen hadden hun zieken mee. Jezus is met mensen begaan. Alweer onderstreept Mattheus dat Jezus medelijden met hen had en dat hij hun zieken genas. Hij kon niet afzijdig blijven wanneer op hem beroep werd gedaan. Jezus heeft medelijden met de vele mensen, die naar hem toekomen. Hij is immers een tedere en goede herder. Daarom onderricht hij hen (Mc. 6, 34) en geneest hij hun zieken (Mt. 14, 14). Daarna wil hij zijn toehoorders niet met honger wegzenden.

Pater Chevrier, de stichter van Prado, noemde de priester ’un homme mangé’. Prof. Verbeke, president van het Leo XIII-seminarie voegde eraan toe: ‘surtout le dimanche’. Hoe wordt dit nu beleefd en aangevoeld?

Geef gij hun maar te eten

Brood is het leidmotief van de evangelist Mattheüs in een sectie van drie hoofdstukken (14, 13-16, 12). Er staat een broodvermenigvuldiging aan het begin van deze sectie (Mt 15, 32-39) en een tweede in het midden (15, 32-39. Aan het slot ervan wordt naar deze beide wonderen opnieuw verwezen (16, 9-12). De ondertoon bij dit alles is de bede uit het Onzevader: Geef ons heden ons dagelijks brood (Mt 6,11).

De leerlingen voelen zich onwennig bij de vele mensen op het late uur van de dag, die naar Jezus kwamen luisteren. Ze willen dat het volk weggestuurd wordt. Ze zouden nochtans moeten begrijpen wie Jezus is. Zij zouden van Hem moeten leren wat zij te doen hebben. Zij zullen daarom de mensen, die hongeren naar lichaam en ziel, niet zomaar wegzenden, maar hun voedsel schenken zolang de voorraad reikt vanuit het vertrouwen dat er voor allen voldoende zal zijn. De evangelist denkt daarbij aan de situatie van de kerk van toen: de leerlingen worden niet armer, omdat zij op een grootmoedige en milde wijze uitdelen wat hen zelf geschonken is: het brood voor het lichaam en eveneens het brood van het woord en het sacrament (Mc. 6, 32-44; Lc. 9, 10-17; Joh. 6, 1-15).

De gebaren, waarmee Jezus het brood deelt, zijn deze die later terugkeren bij het Laatste Avondmaal (Mt. 26, 26). Het zijn de leerlingen die de menigte spijzigen. De broodvermenigvuldiging kondigt aldus de eucharistie aan en de taken van de toekomstige bedienaars en het belang van de diaconie. De Heer kiest dienaars opdat de mensen niet van honger zouden omkomen. Hij verlangt herders, maar geen bestuurders (Paus Franciscus, chrismamis 2013). “Wij, clerici, kunnen in de verleiding komen ons op te stellen als bestuurders en niet als pastores” (Paus Franciscus, Leven en denken van Jorge Bergoglio, p. 81). Hij wenst schaapsherders, geen schaapsscheerders (Ibid. p. 82).

Jezus, hij zegent en breekt het brood

In dit verhaal ontdekt de christengemeente wie Jezus is en hoe zij als gemeente moet zijn.

1.Bij Jezus krijgt elkeen genoeg te eten. Zij begrijpt aldus haar eigen opdracht: delen met de armen en hen spijzigen. Aldus getuigen zij van Jezus, die groter is dan Eliseus (2 Kon. 4, 44).

  1. De christenen van Joodse herkomst beleven hun geloof als een geestelijke uittocht. Jezus is de nieuwe Mozes, die het nieuwe manna brengt.
  1. De eucharistie is van in de tijd van de jonge kerk de uitgelezen plaats waar Jezus zijn volk spijzigt. De broodvermenigvuldiging wordt symbool voor de eucharistische maaltijd.
  1. Jezus helpt zijn leerlingen om hun blik te verruimen en hun mogelijkheden ter beschikking te stellen van de menigte. Ze mogen de mensen met honger niet wegsturen, maar samen naar oplossingen zoeken. (Cl. Tasssin, L’Evangile de Matthieu, Parijs, 1991).

‘Het nieuwe normaal’

Jezus, zijn apostelen en allen die gegeten hebben trekken die avond opnieuw verder op. Ze keren terug van waar ze gekomen zijn en enkele trekken naar andere oorden. Op tocht gaan brengt verandering. Opnieuw vertrekken, dit is niet naar het oude terugkeren, maar er op een andere manier naar kijken en ermee omgaan. Het is een nieuwe start. Terugkeren is de blik richten op de toekomst. Verder gaan, opnieuw vertrekken is niet zozeer herinneringen ophalen en bewaren, maar het is uitkijken naar projecten en met nieuwe projecten aankomen. Wat verder trekken kan betekenen, dit roept de Franse priester Père Jean Debruynne (1925-2006) van de Mission de France op in zijn gedicht Repartir.

Vanuit de coronaepidemie wordt er gesproken over ‘het nieuwe normaal’. De oude mens in ons zal zijn kop blijven opsteken. Kwetsuren vragen om heling. De vraag om brood vermeerdert omdat de groep armen groter is geworden. Hulporganisaties dringen aan op hulp en vragen langs hun vele bedelbrieven om meer steun. Allicht is er ook een grotere nood bij zoekers naar zin, onvoldaan over vroegere antwoorden. Uit het bijbels verhaal van de broodvermenigvuldiging nemen we een drievoudige opdracht mee : een mens te zijn die zich kan en wil inleven in de nood van medemensen, mens en vrouw van mede-lijden, een mens te zijn die het brood deelt en een mens die zich voedt aan de eucharistie, waar Jezus ons verbindt met elkaar en met zijn Vader. « Wij moeten, aldus paus Franciscus, naar de eucharistie gaan met de gevoelens van Jezus, dit wil zeggen met zijn medevoelen en de wil om te delen. Wie naar de eucharistie gaat zonder dit medelijden voor de mensen in de nood en zonder te delen, is niet in overeenstemming met Jezus » (Angelus, 3 aug. 2014). Er is nog veel te doen.

Antoine Rubbens

 REPARTIR

Repartir? Ce n'est surtout pas revenir sur ses pas,
Repartir, ce n'est pas faire marche arrière,
Ce n'est pas revenir à son point de départ.
Repartir, ce n'est pas faire demi-tour
En effaçant les traces de ses propres pas.

Jamais tu ne repars comme tu es arrivé,
Jamais tu ne rentres comme tu es parti.

Le voyage te change,
Le voyage n'est pas seulement
Celui des kilomètres et des semaines,
Celui qui est parti se remet en cause
Il se remet en histoire et en route,
Il refuse d'être un arrivé ou un arriviste,
Il renonce à rentrer dans ses pantoufles,
Dans ses souvenirs et dans ses habitudes.

Repartir, c'est affirmer que l'avenir existe
Puisqu'on y va.
C'est croire qu'il existe un possible
Puisqu'on y part.
Repartir, c'est prouver que tout n'a pas été dit.
Repartir, c'est qu'il existe toujours un chemin,
Il est celui du cœur.

Repartir, ce n'est pas rapporter des souvenirs
Mais des projets.
Repartir, ce n'est pas rentrer dans le monde,
Retrouver ses habitudes
Et remettre chaque chose à sa place.
Repartir, ce n'est pas déclarer que tout est fini,
Qu'il ne reste plus que les nostalgies.
repartir, c'est au contraire vouloir que tout continue.

Celui qui repart a le cœur neuf.
Celui qui repart suit le chemin d'un nouveau regard.
Celui qui repart ne sera jamais plus comme avant.

Celui qui repart se met en mouvement.